Deel 2 Toen was geluk heel gewoon
Dwarsligger Jaak Peeters
Over meneer Kooiman, Nero en de Witte van Zichem
Vele Vlamingen en zeker heel veel Nederlanders, tenminste als ze in jaren al wat opgeklommen zijn, herinneren zich de komische serie ‘Toen was geluk heel gewoon’.
Tegenwoordig noemen ze dit soort uitzendingen met een onnodig Engels woord soap. ‘Zeep’, maar voor wie goed toekijkt, is het helemaal geen zeep. Er komt zelfs geen schuim aan te pas, want sommige van deze ‘soaps’ hebben ons iets waardevols te vertellen…
Hoofdacteurs van de bedoelde serie waren Jaap Kooiman en diens vrouw Nel Kooiman (resp. Gerard Cox en Joke Bruijs) en Simon Stokvis en zijn zus (Sjoerd Pleysier en Mouna Goeman).
Jaap Kooiman, een wat betweterige oud-buschauffeur, is het hoofd van het gezin. Hij voert het hoge woord en dat handelt dan over de dagelijkse dingen des levens. Althans: het leven van de gewone man in het toenmalige Rotterdam.
Wat me altijd in de serie heeft aangesproken is de gezellige, soms wat aandoenlijke maar altijd huiselijke sfeer – het verhaal speelt zich af in de huiskamer van meneer Kooiman. Er straalt een gedragen rust uit. Het is duidelijk een greep uit het leven van mensen die in die wereld werkelijk thuishoren. Wat spreekt is het leven zelf van dat deel van het volk van de Nederlanden. Een leven dat niet vol onzekerheid zit zoals we dat vandaag kennen.
Aansluitend op het voorgaande inleidend stuk kun je zeggen: neen, dit is géén verloren paradijs. Het is een paradijs. Het is de weerspiegeling van een complexloze, onschuldige wereld.
Het is een warme wereld waarin mensen elkaar ontmoeten, met elkaar praten en in de volle zin van het woord samenleven.
‘Toen was geluk heel gewoon’ was echt niet de enige uiting van het feit dat geluk heel gewoon was. Op de Vlaamse televisie had je ‘De Witte van Zichem’, waarin het landelijke leven in het Vlaanderen van de negentiende eeuw voelbaar in de huiskamer werd geworpen. En er waren de albums van Marc Sleen, met als centrale figuur Nero, een wat eigenwijze, opvliegende maar sociaal-bewogen vijftiger, die door zijn eigen kortzichtigheid altijd weer verstrikt raakte in de meest onmogelijke toestanden. En er was Petoetje, de aangenomen negroïde zoon van de heer en mevrouw Pheip.
We lazen allemaal met veel genoegen Sleens albums. Ik herinner me niet dat iemand ooit opmerkingen maakte over de aanwezigheid van een negroïd personage. Petoetje was overigens best intelligent en liet zich niet zomaar in de hoek drummen. Hij hoorde er gewoon bij.
Ik vraag me voorwaar af wat de strijders tegen het volgens hen alomtegenwoordige racisme op deze constatering aan te merken hebben.
Dezelfde vraag geldt voor de uitbeelding van het dagelijkse leven in het Rotterdam van toen, waar nauwelijks allochtonen te bespeuren vielen.
En dan was er de norse boer Coene in de Witte van Zichem, wiens onverzoenlijke hardheid vele hedendaagse moraalridders de muren zou opjagen. Waarom liet pastoor Munte na om openlijk uit te halen naar boer Coene, die toch overduidelijk de tegenwoordig vandaag zo hooggeprezen mensenrechten met de voeten trad? Collaboreerde Munte met het toenmalige kapitaal?
De Witte zelf en zijn familie: daar ging het leven zijn gang. En ondanks de kwajongensstreken van de Witte was het een simpel, eenvoudig leven, dat liep zoals alle levens altijd al hadden gelopen.
Wat zijn we precies kwijt?
Uit het voorgaande essay blijkt dat wij onze West-Europese ziel verloren zijn en ze, alvast gedeeltelijk, hebben ingeruild voor een Amerikaanse levenswijze, die helemaal niet de onze is en daarom ook altijd wringt. We zijn elke balans kwijt.
Wat nog meer verloren is gegaan, is de warmte van onze menselijke samenleving. Het samenleven dus van mensen die elkaars leed en last delen, met alle kleine en grote spanningen die zulks meebrengt. Het zelfvergeten bij elkaar aanleunen, en samen genieten of lijden. Psychologen zeggen dat we onze sociale natuur verwaarlozen. We zijn berekenende individuen geworden. Alles is bemeten, hard, koel, efficiënt, economisch en tegenwoordig ook politiek correct.
Dat is niet alles.
We zijn enkelingen geworden die ‘s avonds afgemat thuiskomen en uitgeput in de zetel vallen, de TV aanzetten om vervolgens de dagelijkse dosis hersenspoeling te ondergaan, waaraan we inmiddels een onstilbare behoefte hebben gekregen. Ze zijn zoals de mensen van Huxleys Heerlijke Nieuwe Wereld die behoefte hebben aan hun dagelijks dosis soma.
Die soma is niet zo onschuldig als men zou denken. Ze werkt namelijk verslavend. Je kunt na korte tijd gewoon niet meer zonder. Die wereld is immers afgesteld op het dagelijks verkrijgen van een dosis soma. Zo is het ook met de dagelijkse hersenspoeling door media, die wellicht zelf niet eens in de gaten hebben dat ze aan hersenspoeling doen, omdat ze de kern van hun eigen opdracht uit het oog zijn verloren, gevangen als ze zijn door economische en, zoals gezegd, tegenwoordig ook politiek-correcte logica.
Er wordt ons kortom een wereld voorgespiegeld die we zo gewoon zijn geworden, dat het werkelijke, warme leven van destijds alleen nog slechts met enig dédain ‘antiek’, in het beste geval ‘melancholisch’ moet heten.
Lieden die op een alles bij elkaar genomen erg bemeten, voorzichtige, soms haast onderdanige manier te kennen geven dat ze met die hersenspoeling niet gediend zijn, worden vervolgens met groot gemak ingedeeld bij extreemrechts – of iets van dien aard, ongeveer op dezelfde manier als de moderne mens wekelijks zijn huishoudafval bij het huisvuil zet. Big Tech - bedrijven censureren dat het een lieve lust is als ze menen dat ze te maken krijgen met informatie die hen niet aanstaat. Dat ze daarbij grondwetten met de voeten treden, zal hen worst wezen.
Jammer genoeg zetten we niet alleen afval bij het huisvuil, maar we werpen ons echte leven, ons menselijk samenzijn, de menselijke warmte van mensen onder elkaar ook als afval weg. Het is terecht te stellen dat de Covid-politiek deze zaak verergerd heeft. Maar het is onredelijk om alle schuld op de Covid-politiek te schuiven: we waren de warmte van onze samenleving al langer aan het opofferen.
We zijn verslaafde, gemuilkorfde eenzaten geworden.
De ultieme zuivering of het vagevuur op aarde
Tegenwoordig zijn we er zelfs van overtuigd geraakt dat we volop bezig zijn onze samenleving te zuiveren van de kwalen waaraan ze al eeuwen lijdt. De woke-wereld van de permanente zelfberisping, de zelfkastijding van de blanke mens wiens schuld voor zowat alle kwalen van deze wereld onnoembaar is en de dringende noodzaak om de oude samenleving te vernietigen, doordrongen van allerhande complexen en foute ideeën, hebben een geloof doen ontstaan van radicale misdraging in die oude wereld. Maar gooien we zo niet tegelijk het kind mee weg? Hendrik Conscience – de man die zijn volk leerde lezen – wordt in sommige hedendaagse wetenschappelijk genoemde vertellingen inherent racistisch genoemd. Nog even, en hij wordt het mikpunt van de partijgangers van Black Lives Matter – voor wie Conscience op dit moment waarschijnlijk een volstrekt onbekende is.
Meteen gaan meneer Kooiman, Petoetje en boer Coene dan ook maar voorgoed de geschiedenisboeken in als modelvoorbeelden uit een foute wereld.
Omdat foutloosheid niet des mensen is, zijn ze te allen tijde de schietschijf van Gutmenschen geworden. De boodschap luidt dat ze onderdanig moeten zwijgen en boeten. Hoe kunnen mensen zich goed voelen in een wereld vol schuld die uiteindelijk nooit voldaan kan worden?
Nu is het leven nooit alleen maar een pretje geweest en de samenleving van weleer had ook wel zijn zwarte kanten.
En zo verloren we onze oude, gegroeide samenleving, die voor ieder herkenbaar was en weerspiegelde hoe onze thuis tegelijk onze gemoedsrust en menselijke warmte verschafte en waarin nog onschuld bestond.
Kregen we niets in de plaats?
Jawel hoor, en wat dan wel!
Voortaan zijn we Europese burgers, we leven in de superdiverse maatschappij en we zitten allemaal op dezelfde morele golflengten. Dat laatste is toch het ultieme bewijs van superioriteit van het hedendaagse samenlevingsmodel?
Samen schelden we de Hongaren uit als die handelen vanuit hun eigen geschiedenis en dus niet bereid zijn mee te gaan in de nieuwsoortige ideologieën die bij de nieuwe wereld zoals die gepromoot wordt schijnen te horen.
En niemand die er erg in schijnt te hebben dat het fenomeen dat wat met het gehate woord ‘omvolking’ wordt aangeduid zich in ons eigenste Antwerpen volop aan het voltrekken is.
Ter illustratie geef ik hierna een recente statistiek over het aantal allochtonen – misschien is dat ook weer een fout woord? - in het Antwerpse.
Gemeente - Percentage
Borgerhout : 81,4 %
Antwerpen stad : 79,8 %
Deurne : 75,3 %
Hoboken : 69,8 %
Merksem : 68,5 %
Berchem : 60,9 %
Wilrijk : 59,8 %
Ekeren : 29,1 %
Poldergemeenten : 21,7 %
Leg eens uit: hoe kunnen zulke cijfers nog tot een leven in geruste zelfzekerheid voeren? Begrijpt dan niemand dat mensen angstig worden en zenuwachtig?
En het gaat allemaal zo snel!
Voor de EU kan de aanpak van de klimaatverandering niet snel genoeg gaan en gaat de politieke integratie in de richting van een EU-supermacht veel te traag; voor de groenen kunnen de kerncentrales niet snel genoeg dicht; voor illegalen kunnen de regularistatieprocedures niet snel genoeg verlopen…
Volgens sommige Amerikaanse managementgoeroes is verandering de enige constante in onze wereld.
Maar hoe moet dat dan voor de gewone mens, die tijd nodig heeft om zijn cadans te vinden in die almaar versnellende wereld? De gewone lui die hun omgeving zo snel zien veranderen, dat ze zich in eigen straat ontheemd voelen?
Wat te snel verandert, schept wantrouwen en onrust. Het maakt onzeker en angstig. Het schept psychische spanning en onbehagen. Daar kan niemand goed mee omgaan.
Het eerste dat verdwijnt zijn warmte en het wederzijdse vertrouwen.
Dat wederzijds vertrouwen! We moeten dan maar eens denken aan de aanslag op de Nederlandse journalist Peter de Vries. Voor zover we horen, is dit feit mede het gevolg van het bestaan van die heilige multiculturele maatschappij, de open grenzen en de afbraak van de oude cultuurnaties. Misdaad en moord hebben altijd bestaan, maar ongecontroleerde open grenzen maken het drugsbandieten en co wel heel gemakkelijk en geven naar de smaak van velen de politie het nakijken. Gewoon geluk vereist ook een gevoel van veiligheid en dat krijg je niet als je constant moet leven met de angst door gespuis overvallen te worden. Je voelt je pas veilig als je kunt leven onder bekenden, van wie de handel en wandel voor ieder voorspelbaar zijn. In die omstandigheden klinkt het politieke gezwets over het extreemrechtse gevaar wel héél hol.
Neen: op die manier is geluk niet langer heel gewoon. Dat kan gewoon niet.
Dan is er alleen nog scharrelen om niet onderdoor te gaan. Dan is het leven overleven geworden. Dan rest er alleen de koude koelte van de efficiëntie.
Zonder een minimum aan rustige zekerheid valt er niet te leven.
Geen wonder dat er zoveel zelfmoorden zijn.
Niet alleen dus de inhoud, maar ook het tempo waarmee alles verandert heeft het leven zo veranderd. De wereld heeft nooit wat anders gedaan dan veranderen. Maar de mens moet het tempo kunnen volgen. Gewoon geluk vraagt om rust. Om pauzes, om verwijlen bij wat we hebben, zonder te dromen wat we nog menen te moeten hebben. Geduld is nodig om de spanningen van het leven te verwerken, net in deze tijd, nu de modale mens aan zoveel psychische spanning wordt blootgesteld. We kunnen niets met die hijgerige, schreeuwerige wereld van vandaag.
Dat geduld, die wil om de tijd te nemen om te kijken wat in ons leven echt waardevol is: dat geduld is tijdverlies geworden. Time is money, geduld brengt niet op of je krijgt er gewoon de tijd niet voor, want anderen willen wat graag jouw vrije tijd opvullen - om er zelf beter bij te worden. Gewoon geluk kun je evenwel niet kopen of verkopen. Je moet het voor jezelf maken en daarvoor is die tijd noodzakelijk. Daarom valt dat geluk steeds vaker buiten het bereik van het hedendaagse leven.
Zelfaanvaarding
Dit vraagt om een andere levenshouding dan die we de laatste tijd normaal zijn gaan vinden.
Met rust gaat tegelijk een dosis zelfvertrouwen samen. Wie met zichzelf overhoop ligt, vindt nooit rust. Maar hoe kan zelfvertrouwen in de geschetste omstandigheden postvatten? Dan kàn geluk gewoon niet bestaan.
Misschien moeten we ons eens afvragen waarom we deze nieuwe levenshouding hebben aanvaard. Ze is in ieder geval heel Amerikaans, waar dit soort ‘waarden’ nog centraler staat.
Zijn we niet te veel op de maakbaarheid van onze wereld gaan inzetten? Denken we maar even aan de klimaatverandering. Misschien vinden we het steeds moeilijker om de simpele feiten van het leven te aanvaarden: geboorte, leven, dood. Of zoals Sam Brokken onlangs zei: “Zijn wij nog bereid om ons eigen biologische zijn te aanvaarden?”
Misschien hebben we ons te veel laten wijsmaken dat we ook onszelf niet moeten aanvaarden. Dat we bijvoorbeeld moeten twijfelen aan ons gender, dat immers toch maar een sociale constructie is – ziedaar een typisch voorbeeld van het geloof in de maakbaarheid. En ipso facto mogen we ons verleden niet aanvaarden, want dat was sowieso fout. Maar wie zijn verleden verwerpt, verwerpt alles wat hem gemaakt heeft tot wat hij nu is. Zo iemand loopt verloren. Zoiets slaat de poten weg onder de stoel waarop we zitten.
Dat draait onverbiddelijk uit op zelfhaat.
Neen: geluk, dat simpele, ongekunstelde geluk van meneer Kooiman en Nero, dat ontglipt ons steeds meer.
Arrogante constructeurs
In de plaats zijn we arrogante constructeurs van een gefantaseerde wereld geworden. Niet alleen arrogant, maar ook nog onverdraagzaam, want wie anders durft te denken hoort uit de rangen der normalen verwijderd te worden. En voor zover we niet zelf constructeurs zijn voelen we allen met de ellebogen hoe er over onze hoofden heen beslissingen worden genomen die voor de toekomst een onomkeerbaar effect hebben - door constructeurs dus van een andere categorie in dit geval. Zulke ervaringen leiden tot het onbehaaglijke gevoel dat we wel belasting mogen betalen, maar over onze eigen toekomst geen zeggenschap hebben.
Verbaast het iemand dat er zoiets als populisme groeit?
Waar blijft dat simpele geluk dat spreekt uit de situatie van de man aan de kassa van de dorpssupermarkt, die tijdens het inladen van zijn waren bij het pakken van een lege kartonnen doos een hele stapel leeg verpakkingsmateriaal doet neervallen, naar de chaos die hij heeft aangericht staat te kijken, zich omdraait naar de mensen die aan de kassa staan aan te schuiven en dan zegt: “Het had nog veel erger kunnen zijn!” Waarna iedereen aan het lachen gaat.
Zoiets heet: gewoon samen leven en daar begint het heel gewone menselijke geluk.
Maar concreet: hoe doe je zoiets in deze multiculturele dromerij, waar men elkaar vaak niet eens verstaat?
Misschien moeten we maar eens te rade bij onze verre voorouders, toen die in de Edda de zang van Grotti brachten, waarmee ze waarschuwden voor de menselijke hoogmoed.
Gij hebt niet, Frodi,
wijs gehandeld,
toen gij voor de molen
de meisjes kocht:
gij hebt ze gekozen
naar kracht en uitzicht,
maar op hun afkomst
geen acht geslagen.
Waarmee de dichter de hoogmoed van koning Frodi hekelt, omdat hij de reuzen van het leven tart, door te proberen hen zijn wil op te leggen.
Het leven verandert. De wetenschap verandert ons wereldbeeld en dat gaat zelfs snel. Voor sommige mensen wellicht te snel. Waar is de tijd dat we leerden dat de Aarde de thuis is van de kroon van de schepping: de mens?
Inmiddels weten we dat er miljarden planeten bestaan. Er worden bergen geld uitgegeven in de hoop ergens in dat onmetelijke heelal mensachtig leven aan te treffen. Op dat ogenblik zal onze ware plaats in de werkelijkheid voor misschien eenieder duidelijk worden.
En zal blijken hoe belangrijk dat wel is, die aftandse warmte van het simpele samenleven.
Dat heel gewone geluk.