Grote militaire aankopen, zoals de vervanging van de vloot F-16 vliegtuigen, zorgen altijd voor controverse. Een breed gedragen besluitvorming botst telkens opnieuw op partijpolitieke grenzen. Nochtans is Defensie bij uitstek een departement dat niet gediend is met partijpolitieke invalshoeken. Voor een staat die defensie ernstig neemt en er dus ook de politieke controle wil over houden, is het vanzelfsprekend dat het parlement diepgravende debatten houdt over de politieke doelstellingen van de krijgsmacht. Net zoals het vanzelfsprekend moet zijn dat militairen het best geplaatst zijn om te beslissen HOE deze middelen moeten georganiseerd en de opdrachten uitgevoerd worden. Twee belangrijke vragen over het politieke debat en de besluitvorming Vraag 1: Welke zijn de politieke ambities en welke zijn de afgeleide opdrachten die de vervanger van de F-16 moet kunnen uitvoeren? Bij de aanvang van zijn mandaat als defensieminister heeft Vandeput een ‘raad van wijzen' gevraagd om hun visie over de toekomst van Defensie. Zeer zeker toe te juichen, hoewel iemand met wat bestuurservaring vooraf weet dat bij dergelijke intellectuele oefeningen de raadgevingen mekaar tegenspreken en de minister zijn eigen keuzes kan opleggen. Uit onze lezing blijkt duidelijk dat de concrete invulling van deze politieke doelstellingen door militairen geschreven werd, en de Luchtmacht zelf de toekomstige opdrachten kon bepalen zonder dat de politiek daar aandachtig op toekeek. Eén van die opdrachten is nochtans bijzonder politiek geladen, namelijk het uitvoeren van initiële offensieve operaties in een sterk beveiligd luchtruim, waarvoor de F-35 werd ontworpen. Deze ‘deuropener-opdracht' is bij ons weten nog nooit expliciet opgenomen in de politieke doelstellingen van Defensie; ook nu niet. Moet de Belgische Luchtmacht kunnen deelnemen aan een openingsaanval in de diepte van het Russische of Chinese grondgebied, de enige twee in aanmerking komende potentiële vijanden volgens de NAVO (lees de VS) die ook over een performante luchtverdediging beschikken? Heeft het parlement en in het bijzonder de Parlementaire Commissie Defensie daar kennis van genomen, en werd daarover een debat gehouden én gestemd over de goedkeuring? De keuze van de F-35A betekent impliciet dat België zijn goedkeuring hecht aan de deelname van offensieve opdrachten diep in zwaar beveiligd vijandelijk gebied. Verlies aan autonomie Dat de voorkeur van zowel de minister als de Luchtmacht uitgaat naar de F-35A, heeft ook grote politieke consequenties. Het is duidelijk dat een samenwerking met Nederland voordelen biedt, maar er zijn ook zwaarwegende politieke conclusies verbonden aan de keuze voor de F-35A, waar we niets over vernemen. Het is immers zo dat onze Luchtmacht, zoals trouwens de Amerikaanse Luchtmacht (USAF), met de keuze voor de F-35A afhankelijk worden en blijven gedurende de ganse levensduur van Lockheed Martin dat hetmonopolie bezit over vitale systemen: Een citaat uit dit artikel: “The Pentagon, with the apparent consent of Congress, has allowed Lockheed Martin to retain control of a system vital to the day-to-day operations of what is supposed to be the aircraft at the center of the fleet of three Services.” Heeft het Parlement en in het bijzonder de Parlementaire Commissie Defensie daar kennis van genomen, en werd daarover een debat gehouden én gestemd over de goedkeuring? De keuze van de F-35A betekent dat België zijn autonomie afstaat aan een Amerikaanse wapenfirma, met een niet zo beste reputatie, en zonder de USAF de F-35A niet optimaal kan inzetten. Vraag 2: Werd er een grondig debat gehouden over de al of niet blijvende nucleaire opdracht? Het antwoord is ‘NEEN'; er werd daarover niet grondig nagedacht. Het bewijs is onder meer dat men blijft steken in een wit-zwart tegenstelling, JA versus NEEN, terwijl een debat met kennis van zaken zou aantonen dat er meerdere mogelijkheden zijn dan enkel ja of neen. Men verschuilt zich gemakshalve achter de NAVO om zelf geen duidelijk standpunt te moeten innemen. Drie overwegingen/opties tonen aan dat het parlementair debat te kort geschoten is: (1) Géén enkele (Vlaamse) politieke partij, ook niet N-VA die de defensieminister levert, is voorstander van de nucleaire optie en toch heeft men hierover geen fundamenteel debat willen houden. (2) De Luchtmacht zou voor deze nucleaire opdracht gemakkelijk tijdens de transitieperiode een klein aantal F-16 kunnen in dienst houden. De F-35A is trouwens nog niet gehomologeerd en zal dat ook niet zo snel zijn. (3) Men vergeet dat de nucleaire capaciteit van de USA vooral uitgaat van kernwapens aan boord van onderzeeërs die inzake inzet veel effectiever zijn dan kwetsbare vliegtuigen. Onze ‘offensieve' bijdrage is dus vooral symbolisch. Waar de NAVO solidariteit vooral over gaat, is dat wij aan ‘risk sharing' doen en toelaten dat er kernwapens op ons grondgebied worden gestockeerd. Waarom daar niet mee instemmen maar de offensieve opdracht (het inzetten ervan), na een overgangsperiode met F-16, laten uitvoeren door F-35A van de USAF of een andere NAVO lidstaat – bij voorbeeld Nederland - die over de F-35A zal beschikken? Door het gebrek aan een duidelijke politieke besluitvorming én de politieke onwil om alternatieven te onderzoeken werd ‘carte blanche ‘ gegeven aan de militairen om in het RFGP (Request For Governmental Proposal = lastenboek) deze optie ongenuanceerd in de eisen op te nemen. Dat kolonel Van Pee, de verantwoordelijke voor het lastenboek, dat relativeert door te beweren (want geheim) dat er slechts weinig ‘punten' aan deze capaciteit gegeven worden, volstaat absoluut niet om de politieke lacune goed te praten. Het weerhouden van de nucleaire optie bevoordeelt de F-35A. Grote lacunes in de politieke controle Er is veel meer fout gelopen. De parlementaire commissie die verondersteld wordt om ‘inhoudelijke' debatten te organiseren en de aankoopprocedure te controleren heeft gefaald in haar opdracht bij gebrek aan kennis. Controle zonder kennis kan niet Navraag bij verschillende Commissieleden van zowel meerderheid als oppositie leerde ons dat het RFGP voor hen onbegrijpelijk was wegens de complexiteit, de techniciteit en de omvang (247 blz.). Dat is géén verwijt aan de commissieleden. Alleen is dat geen excuus om dan maar carte blanche te geven aan de opstellers, zonder de moeite gedaan te hebben om ook onafhankelijke specialisten te horen. Nu kwam hun informatie praktisch volledig van lobbyisten uit de wapenindustrie en luchtmachtofficieren van wie bekend is dat ze voorstander zijn van de F-35. Anderzijds liet een commissielid van de meerderheid ons weten dat hij enkel kon rekenen op de kritische commentaren van het Dwarsliggers defensieteam en ons aanmoedigde om vooral niet op te geven. Het gebrek aan kennis en een onevenwichtige informatiegaring spelen vooral in het voordeel van de door problemen geteisterde F-35A. Selectief initiatief Waarom mocht de Nederlandse Chef Defensie in het parlement pleiten voor de aankoop van de F-35A en werden geen Chefs Defensie van andere kandidaten, Frankrijk en Duitsland/UK, uitgenodigd? De uitzonderlijke interventie van de Nederlandse Chef Defensie in het parlement bevoordeelt de kandidatuur van de F-35A. Wanneer op 14 februari 2018 de twee overblijvende kandidaten, de Amerikaanse en Britse regering voor respectievelijk de F-35A van Lockheed Martin en de Eurofighter Typhoon van het Europese consortium hun ‘best and final offer' hebben ingediend, is het opnieuw aan de Commissie Defensie om met de aangeduide leden de conclusies van het militaire evaluatieteam te beoordelen. Over de RFGP en de evaluatie van de offertes zullen we in een van de volgende berichten dieper ingaan. Reden daarvoor is onder meer de bezorgdheid van een commissielid van de meerderheid ‘omdat de evaluatiecommissie (die de punten zal toekennen) voornamelijk uit Luchtmachtofficieren bestaat die de voorkeur geven aan de F-35A.' De onevenwichtige samenstelling van de (militaire) evaluatiecommissie speelt in het voordeel van de F-35A. De beslissende militaire invloed op de procedure In de bijdrage “Wie beslist welk vliegtuig België kiest” (22 april 2016, lang voor er sprake was van de RFGP) schreven we onder meer: ‘Defensieminister Steven Vandeput heeft reeds meermaals laten weten dat hij nog geen keuze gemaakt heeft. Dat belette hem niet om openlijk steun te vragen voor dezelfde keuze als Nederland: de F-35A van Lockheed Martin. (…) De voorbereiding van een aankoopdossier volgt een heel lange weg en de verantwoordelijke officieren zijn reeds jaren informatie aan het verzamelen over elke mogelijke kandidaat. (…) Wanneer dus in een schriftelijk antwoord op een parlementaire vraag[1] Defensie verwijst naar ‘de actuele maturiteit van de vervangingsmarkt' (lees de ontwikkeling van de F-35 is ver genoeg gevorderd), dan is dat niet zomaar een verklaring in het ijle maar het resultaat van zorgvuldig (?) voorbereidend werk. Wanneer men dus formeel begint met de aankoopprocedure is het vanzelfsprekend dat deze kennis van de markt en welke oplossing het best past op basis van militair-technische criteria, een doorslaggevende rol spelen in het opstellen van de eisen die men aan de kandidaten zal stellen in het ‘lastenboek'. (…) Dat dit vliegtuig bedoeld is voor opdrachten die niet overeenstemmen met de meer bescheiden politieke doelstellingen (van België) is voor de Luchtmacht geen argument. (…) Dat lastenboek is zo gespecialiseerd dat géén enkel buitenstaander kan oordelen over de gestelde eisen. (…) Deze voorbeelden kan men gerust vermenigvuldigen met een veelvoud om uiteindelijk tot de situatie te komen dat het lastenboek eigenlijk voor een belangrijk deel geschreven werd met het oog op de keuze van de ‘juiste' kandidaat. Vanuit een louter militair-technisch standpunt een volkomen rationele en verdedigbare werkmethode.' Het is niet abnormaal vanuit het standpunt van de gebruiker dat het RFGP wordt geschreven op maat van het vliegtuig dat de voorkeur wegdraagt. De enige tegenvaller voor de Luchtmacht was en is dat de Lockheed Martin er niet in geslaagd is om tijdig een operationeel vliegtuig aan te bieden. Met ander woorden, het antwoord op de parlementaire vraag dat de markt ‘matuur' was, klopte niet voor de F-35A. Hierbij is het belangrijk om te herinneren aan de regeringsbeslissing om ‘off-the-shelf' te kopen. Dat wil zeggen een ‘kant-en-klaar product', een operationeel vliegtuig. Het aanvaarden van de F-35A als kandidaat was strijdig met de beslissing om ‘off-the-shelf' te kopen. Deze afwijking waarvoor géén rechtvaardiging bekend is, bevoordeelt de F-35A. De evaluatie van een nog niet operationeel vliegtuig is een onverantwoordelijk gokspel. Een tweede verplichting voor deze aanbestedingsprocedure is dat er een correcte concurrentie mogelijk is. Dat betekent in de eerste plaats dat men alleen kandidaten uitnodigt die aanvaardbaar zijn en dus kunnen voldoen aan de vooropgestelde vereisten. Dat er drie kandidaten voortijdig afhaken bewijst dat (1) de uitgenodigde kandidaten ofwel NIET KONDEN voldoen aan de gestelde vereisten en dus slechts dienden om een schijn van concurrentie op te houden, en/of (2) vereisten werden opgenomen die een of ander kandidaat bevoordeelden. Onze voorlopige conclusie is dat dit dossier heel wat lacunes vertoont en het ontbreken van een degelijke politieke controle reden is tot grote bezorgdheid. In vorige bijdragen hebben we gepleit voor een uitstel van beslissing op basis van militair-technische argumenten. Om Lockheed Martin de kans te geven een operationeel vliegtuig aan te bieden. De hiervoor vermelde lacunes in de politieke controle en besluitvorming versterken alleen maar onze overtuiging dat een snelle beslissing onverantwoord is. [1] Schriftelijke vraag en antwoord nr. 0136, ingediend op 04/03/2015 |